Leusden,
16
november
2019
|
06:00
Europe/Amsterdam

Porsche made in Austria

Het piepjonge bedrijf Porsche verhuisde midden in de oorlog van Stuttgart-Zuffenhausen naar Gmünd in het Oostenrijkse Karinthië. De eerste sportwagen die als Porsche op de weg kwam, is daar gebouwd op het terrein van een voormalige houtzagerij. Na deze Porsche volgde een kleine reeks van 356 Coupés en Cabriolets. Made in Austria, maar wel stuk voor stuk voorzien van het unieke sportwagen-DNA van het merk uit Duitsland.

Duitsland in het najaar van 1943: het bedrijf ‘Dr. Ing. h. c. F. Porsche Gesellschaft mit beschränkter Haftung, Konstruktion und Beratung für Motoren- und Fahrzeugbau’, het ontwerpbureau van Ferdinand Porsche, zocht twaalf jaar na zijn oprichting naarstig naar een nieuwe locatie. Porsche wilde dringend verhuizen vanwege de geallieerde bombardementen op Stuttgart die steeds frequenter werden en de productie in gevaar brachten. Ferdinand Porsche besloot daarom in 1944 de locatie in Stuttgart te verruilen voor de veel veiligere locatie in Gmünd in Karinthië.

De arbeidsomstandigheden in de gebouwen van een voormalige houtzagerij in Gmünd waren voor de ongeveer driehonderd werknemers bepaald niet rooskleurig. Er was een groot gebrek aan machines en materialen, en de houten barakken barstten uit hun voegen. In sommige schuren was de ruimte zelfs zo krap, dat de arbeiders zich nauwelijks tussen de draaibanken konden bewegen. Extra barakken voor het management en de kantine gaven iets meer lucht. Daarnaast verplaatste Porsche zijn ontwerpingenieurs naar een nieuwe locatie in het district Gries an der Lieser. Deze plek lag in een afgelegen vallei achter de Großglockner wat een onbetaalbaar voordeel opleverde: de oorlogsellende was hier nauwelijks bespeurbaar en daarbij was er in deze landelijke omgeving ook genoeg te eten voor alle werknemers.

De Fransen interneerden Ferdinand Porsche in december 1945. Zij lieten hem pas in 1947 weer los en spraken hem in 1948 ook formeel vrij van enige oorlogsmisdaad. Gedurende zijn detinering was het lot van het bedrijf in handen van Ferdinand's zoon, Ferdinand Anton Ernst Porsche, beter bekend als Ferry. Zijn inmiddels wereldberoemde quote: “In the beginning I looked around and could not find quite the car I dreamed of. So I decided to build it myself.” Maar het was nog geen tijd voor een eigen sportwagen. Porsche moest overleven en dit bereikte zijn bedrijf vooral door het bouwen van landbouwmachines zoals tractoren, snijvingers en kabellieren. Het was echter een contract voor de voertuigconstructie van het type 360 ​​Cisitalia voor de Italiaanse raceautofabrikant met dezelfde naam die voor de benodigde fondsen zorgde voor de droomauto van Ferry Porsche.

Porsche verwezenlijkte zijn automobiele droom uiteindelijk in 1948. De auto werd aanvankelijk nog steeds aangeduid onder de naam VW Sport. Het stalen buizenframe ondersteunde een body van aluminium en weerspiegelde daarmee de puurste motorsportfilosofie van die tijd. Belangrijke componenten zoals de voorwielophanging, transmissie en motor werden overgenomen van de Volkswagen Kever. De centraal geplaatste boxermotor had een cilinderinhoud van 1.131 cc, maar de Porsche-ingenieurs wisten het vermogen te verhogen tot 35 pk door nieuwe cilinderkoppen te monteren en de motor te tunen. Dit was voldoende om het voertuig met een gewicht van slechts 585 kilogram een topsnelheid van 135 km/u te laten bereiken. Porsche ontving 8 juni 1948 een kenteken voor de 356 'Nr. 1’ Roadster met chassisnummer 356.001.

De Roadster bleef een one-off. De werkzaamheden aan de 356/2 vonden tegelijk met de bouw van de ‘Nr. 1’ plaats; de werknemers voltooiden de eerste Coupé in augustus 1948. De basis van de 356/2-modellen was een stalen frame als chassis. Het vermogen van de viercilinder boxermotor werd verhoogd tot 40 pk en de motor lag voortaan achter de achteras. Dit creëerde ruimte voor twee noodzittinkjes achterin en bagage. De motor van de iconische Porsche 911 is tot op de dag van vandaag nog steeds achter de achteras geplaatst. Porsche bouwde vanaf de winter van 1948 tot het eind van de productie in 1950 slechts 44 Coupés en acht Cabrioletversies van de 356/2 in Oostenrijk. De carrosserieën van de coupes werden met de hand uit aluminium geklopt door kleine bedrijven als Kastenhofer, Keibl of Tatra in Wenen en Beutler in Zwitserland. De cabrioletbody’s werden aangeleverd door Keibl en Kastenhofer en door Beutler in Thun, Zwitserland. De modellen die Porsche in het voorjaar van 1949 aan een internationaal publiek presenteerde op de autosalon van Genève, kwamen uit Gmünd.

Toen Ferry Porsche de beslissing nam om ‘zijn’ 356 te gaan bouwen, ging hij ervan uit dat hij ongeveer 500 van zulke sportwagens zou kunnen verkopen. Dit was misschien zijn enige inschattingsfout ooit: tot 1965 bouwde Porsche iets minder dan 78.000 exemplaren van de 356.