Leusden,
09
juli
2019
|
06:00
Europe/Amsterdam

De geboorte van een legende

De eerste eindoverwinning van Porsche bij de 24 uur van Le Mans in 1970 was te danken aan meerdere mensen. Eén daarvan was Hans Mezger. Achtenveertig van zijn creaties hielden de kern van de Porsche 917 bijeen: tapeinden, elk 149,5 millimeter lang, met een schachtdiameter van 9 millimeter en 65 gram zwaar. Ze waren bestand tegen een oerkracht van 580 pk en 510 newtonmeter en maakten de motor stevig genoeg om langdurig bij maximaal 8400 toeren per minuut als een uurwerk te functioneren.

Hun opvallendste kenmerk was een mantel van glasvezel en kunsthars. De reden daarvoor was dat de magnesium- en aluminiumlegeringen van het motorblok, de cilinders en de koppen bij het gebruik meer uitzetten dan het staal van traditionele tapeinden. Daardoor worden bij een hete motor de sluitringen en moeren aan het bovenste uiteinde van de tapeinden licht in de cilinderkoppen gedrukt. Ook kan het onderste uiteinde langzaam de schroefdraad in de krukasbehuizing beschadigen. Het resultaat is vermogensverlies, oververhitting en uitval.

Motorontwerper Mezger zocht daarom een materiaal dat even sterk was als staal en over dezelfde uitzettingseigenschappen als de rest van de motor beschikte. De oplossing: Dilavar. Deze toen nog nieuwe staallegering bleek zeer sterk en toch flexibel te zijn. Tapeinden van Dilavar maakten de lengtegroei van de motor theoretisch mogelijk, maar in de praktijk vormde een bijzonder kenmerk van de Porsche-motor een beperking. Door de centrale koelluchtventilator van de 917 kwamen de tapeinden niet op de juiste temperatuur, omdat ze zich naast de cilinders midden in de luchtstroom bevonden. Mezger had al snel een oplossing paraat: “We gaven ze gewoon een isolerende laag en toen bleven ze heet.”

Hans Herrmann en Richard Attwood wonnen de race in de rood-witte 917 met een indrukwekkende voorsprong van vijf rondes – de geboorte van een legende.