Leusden,
04
februari
2018
|
07:00
Europe/Amsterdam

En actie!

En actie!

De Porsche 911 ST 2.5. Niet alleen een raceauto, maar ook een van de camera-auto’s voor de film The Speed Merchants. Hij was jaren zoek, werd gevonden in een schuur en is gerestaureerd. Christophorus doet de geschiedenis van deze bijzondere 911 ST 2.5 uit de doeken.

Met zijn lage stem levert de Britse coureur Vic Elford het commentaar bij een YouTube-hit. De kijker vliegt met halsbrekende snelheid over de route van de legendarische Targa Florio, slechts enkele centimeters boven het wegdek. Het is zomer 1972, en de belangrijkste namen uit de autosport trainen voor de beroemde race op Sicilië. Elford won in 1968 met een Porsche 907; de voormalige rallyrijder en winnaar van de Rallye Monte Carlo kent vrijwel elke boom en hobbel in de weg. De film die hij van commentaar voorziet, is opgenomen met een 16 mm Arriflex-camera, vanaf de neus van een gele Porsche 911. Aan het stuur zit Michael Keyser, een Amerikaanse cameraman die als privateer met verschillende 911’s heeft geracet in de Verenigde Staten.

In december 1971 bezocht Keyser de Porsche fabriek in Zuffenhausen om te zien hoe ver de bouw van zijn raceauto inmiddels gevorderd was. Hij ontmoette er Jürgen Barth. De zoon van oud-coureur Edgar Barth werkte bij de persafdeling en stond nog aan het begin van een succesvolle racecarrière – met de overwinning op Le Mans in 1977 als absoluut hoogtepunt. Keyser, die later het boek A French Kiss with Death schreef over de hoogte- en dieptepunten van de film Le Mans met Steve McQueen, vroeg Barth mee te doen aan een bijzonder project: het maken van een documentaire over het WK Sportscars van 1972. Een titel had hij al bedacht: The Speed Merchants.

Keyser had een groot team samengesteld om met de 911 de mooiste beelden te filmen, zowel op de baan als ernaast. Hoogtepunt werden de hogesnelheidsbeelden van de Targa Florio. “Halverwege het parcours werd ik ingehaald door Rolf Stommelen,” herinnert Keyser zich. “Ik was dolblij dat hij niet zomaar voorbij reed, maar heel even van het gas ging om ons een paar mooie beelden te gunnen. Hij zwaaide, trapte op het gas en verdween in een paar bochten weer uit het zicht.” Toen het materiaal enkele maanden later werd bekeken, bleek een groot deel helaas onbruikbaar. “Net nadat Stommelen bij ons weg accelereerde, vond een tor de dood op de lens en kleurde het hele beeld donkerrood,” vertelt Keyser.

Spectaculair transport

In The Speed Merchants is de Porsche 911 ST 2.5 met chassisnummer 230 0538 maar heel even te zien, maar ook na het raceseizoen van 1972 bleef de auto onderwerp van gesprek. Hij behoort tot de laatste serie van 24 auto’s die speciaal voor klanten van Porsche’s sportafdeling werden geprepareerd, en nog geen achterspoiler à la RS, RSR of Turbo droegen. Voorzien van een 2,5-liter type 911/70 boxer met 270 pk en een prijs van 49.680 Duitse Mark luidde de ST het einde in van het ontwikkelingsproces dat in 1965 bij de Rallye Monte Carlo begon met de 130 pk sterke 911 2.0.

Het avontuur van Barth en Keyser ging bij de 12-uursrace op Sebring van start. Hun strijd op het hobbelige vliegveldcircuit in Florida eindigde nadat een hulpas van de distributie brak. De Porsche werd ingeladen en terug naar Europa verscheept. De eerste tussenstop was Reutlingen, waar Keyser’s team de werkplaats van Max Moritz als basiskamp gebruikte om zich voor te bereiden op de Targa Florio. “Een zwaar beladen vrachtwagen met een automatische versnellingsbak is niet het ideale vervoermiddel voor een rit over de Alpen naar Italië”, schreef Keyser in zijn reisverslag. “De remmen liepen het gevaar oververhit te raken, zodat onze chauffeur – hoofdmonteur Hans Mandt – de hele tijd op het punt stond de cabine uit te springen, aangezien er geen vluchtstrook was.” Uiteindelijk kwam de Porsche schadevrij aan in Sicilië.

Tijdens de achtste ronde van de race lagen Barth en Keyser zesde algemeen, totdat Barth over olie uitgleed en hij een muur raakte. “Gelukkig waren de oliekoeler en de wielophanging niet beschadigd. Maar de tijd die we in de pitsstraat nodig hadden om alles weer uit te deuken, zette ons terug naar de tiende plaats,” herinnert Barth zich.

Een week later stonden ze alweer aan de start van de 1000-kilometerrace op de Nürburgring. De montage van camera’s werd door de Duitse automobielclub ADAC verboden, na een eerder ongeluk met een afgebroken camera op hoge snelheid. Vanaf de 29e startplaats rukte het duo op naar de 13e plaats algemeen, genoeg voor een vierde stek in de GT-klasse. Keyser vond de Nürburgring minder moeilijk om te leren kennen dan de Targa Florio, maar ‘De Groene Hel’ brak hem toch op. “Ik was ontzettend misselijk, ik denk door het eten van een verkeerde saucijs, in combinatie met de eindeloze op- en neerwaartse beweging van de baan. Nadat ik het stuur overdroeg aan Jürgen en ik weer vaste grond onder mijn voeten voelde, herstelde ik gelukkig snel. Maar belangrijker was dat ik de auto op de weg had weten te houden.”

Op Le Mans, de belangrijkste race van het seizoen, diende de 911 opnieuw als camera-auto. Bloedstollend materiaal werd geschoten tijdens de trainingen, met een 16 mm Bolex-camera op een stalen frame achterop de auto. “We konden in de auto op een knop drukken om de camera’s in of uit te schakelen,” vertelt Keyser. Het filmen liep probleemloos, maar het papierwerk voor de race beslist niet. De Automobile Club de l’Ouest, organisator van de 24 uur van Le Mans, wilde de 911 niet toelaten. Maar Barth, die vloeiend Frans spreekt en kon rekenen op de steun van het Franse racewereldje, bedacht een oplossing. “Ik had goede contacten met Louis Meznarie, een Porsche specialist die ik uit de rallysport kende. Hij wilde graag voor ons garant staan, op voorwaarde dat wij zijn coureur als derde rijder inschreven.” Op die manier werd de auto onder Franse vlag ingeschreven en was de toelating binnen het uur geregeld. De 911 startte onder nummer 41.

Tijdens de race raakte Keyser vlak voor de Porsche pit van de baan, maar de auto liep daarbij nauwelijks schade op. Met hier en daar een krasje en een buts kwam de 911 als 13e algemeen over de finish en won hij de GT-klasse tot 3-liter. Het was de enige 911 van het hele startveld die de finish wist te halen, dankzij Barth’s vooruitziende blik: speciaal voor Le Mans had hij uit Zuffenhausen een korteslagmotor laten aanrukken. Na de race stuurde Barth een brief aan Porsche CEO Ernst Fuhrmann, waarin hij zijn ervaringen met de 264 pk sterke testmotor tot in detail beschreef. “Op het rechte stuk waren we iets langzamer dan de auto’s met de 2,5-motor, maar vanuit krappe bochten waren we weer sneller. We hebben de race gereden met een maximum van 7.800 toeren per minuut.”

Na Le Mans gingen Barth en Keyser ieder hun eigen weg. Na twee jaar voltooide Keyser The Speed Merchants. Zeven uur materiaal werd terug gesneden naar een film van 95 minuten. Door het indrukwekkende camerawerk en de prachtige uitbeelding van de routines die coureurs als Mario Andretti, Vic Elford, Helmut Marko, Brian Redman en Jacky Ickx hadden, werd de film al snel beschouwd als een van de klassiekers uit het genre.

Achtergelaten in een schuur

In 1972 verkocht Keyser de Porsche 911 ST 2.5 aan Don Lindley, om zelf een nieuwe RS aan te schaffen. Lindley racete met de auto in de International Motor Sports Association, voor de allerlaatste keer op Riverside in mei 1975. Nadat de auto nog twee keer van eigenaar wisselde, verdween hij uit beeld – tot 2008, toen Marco Marinello, 911-kenner en voorzitter van de Porsche Club Basel, van een mogelijk sensationele schuurvondst hoorde. Het gerucht ging dat er in San Francisco een 911 ST 2.5 stond. Samen met een potentiële koper uit Zwitserland vloog Marinello naar Californië om de identiteit van de auto te achterhalen. Ook al verkeerde deze in een deplorabele staat, het werd snel duidelijk dat het om een heuse ST ging. De vraag was alleen of het de auto van Keyser was. Aan de hand van een advertentie die Lindley ooit in een autotijdschrift had geplaatst en de kopie van het koopcontract van de derde eigenaar, werd dit na een jaar alsnog bevestigd.

Roestherstel en wedergeboorte

Met Marinello’s hulp kocht de Zwitser de auto en stuurde deze vervolgens naar de restauratieafdeling van Porsche Classic in Freiberg am Neckar. Porsche’s plaatwerkexperts herstelden eerst een aantal schades. Samen met de motor ontbrak de achterste dwarsdrager. In het dak zat een deuk, waarschijnlijk het resultaat van een onbemande rit heuvelafwaarts, waarbij de auto over de kop was geslagen. Het restauratieteam richtte de carrosserie, verwijderde alle roest en gaf de auto een nieuw dak en nieuwe spatbordverbreders. Tweeënhalf jaar en meer dan duizend manuren later werd de auto in een elektrostatische lak gedompeld en gespoten in het originele lichtgeel met kleurcode 117. De herboren 911 ST was de ster van de show op de Techno Classica van 2016 in Essen. Een geslaagde comeback!