Leusden,
26
november
2022
|
07:00
Europe/Amsterdam

De gedachten zijn vrij

Hoewel het IJzeren Gordijn Oost-Duitsland lange tijd afsneed van het westen, maakten mensen ook in het communistische deel van het land hun droom van een eigen sportwagen waar – met daadkrachtige ondersteuning van Ferry Porsche. Een bijzonder verhaal ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum van de Duitse hereniging.

De hereniging van moed en droom

Het is 17 juni 1953 en de Tweede Wereldoorlog is pas acht jaar voorbij. In Dresden marcheren opnieuw soldaten uit de Sovjet-Unie. Er vallen schoten. Overal in de DDR komen burgers in opstand tegen het communistische regime dat de Sovjet-Unie hen oplegt. Even lijkt het erop dat het volk zijn vrijheid kan veroveren. Dan wordt de landelijke opstand neergeslagen door de Volkspolitie en het Rode Leger. Dresden ligt nog steeds grotendeels in puin, zwaar getekend door de bombardementen uit de oorlog. Van wereldberoemde gebouwen zoals de Frauenkirche en de ooit zo indrukwekkende Zwinger is vrijwel niets over.

Hans Miersch is 32 jaar oud en ook hij is getekend door de oorlog. Als soldaat raakte hij zwaargewond, zijn rechter onderbeen was niet meer te redden.

In het stadje Nossen, een kleine veertig kilometer van Dresden, maakt hij na de oorlog damesschoenen. Zijn onderneming is gewaagd in het communistische deel van Duitsland. Privébezit is verboden en grote bedrijven zijn genationaliseerd tot staatseigendom. Eigen initiatief is in de Oost-Duitse planeconomie niet graag gezien.

Hans Miersch houdt echter vast aan zijn ambities – als ondernemer, maar ook als autoliefhebber. In het begin van de jaren vijftig ontdekt hij in een West-Duits autoblad de nieuwe Porsche 356. Tientallen jaren later herinnert hij het zich nog: “Toen ik de eerste modellen had gezien, wist ik het: dit is mijn droom.”

Miersch2

De schoenenfabrikant deelt zijn droom met vele andere autoliefhebbers, zowel in het westen als in het oosten. Maar net als voor de meesten van hen lijkt deze droom voor Miersch onbereikbaar. Oost en West zijn gescheiden werelden. Reizen is weliswaar nog mogelijk – de muur zal pas in 1961 worden gebouwd – maar in de DDR gelden strenge handelsbeperkingen voor transacties met de kapitalisten in de Bondsrepubliek. De import van een luxewagen uit het westen is niet toegestaan, ook niet voor een ondernemer als Miersch. Zijn bedrijfswagen is zelfgebouwd, met een Hanomag-carrosserie en het chassis van een kübelwagen, de Duitse terreinwagen uit de Tweede Wereldoorlog. De open vierzitter met achterwielaandrijving was door Ferdinand Porsche ontworpen als Typ 82. “Die wagen liep prima”, vertelt Miersch over zijn ietwat vreemde voertuig. Met een aanhanger – ook zelf gebouwd – reist hij door de broederstaten Hongarije en Polen om zijn damesschoenen af te leveren. Zijn zakenrelaties reiken tot in Tsjecho-Slowakije, wat hem later nog goed van pas zal komen.

Een afgedankte Typ 82 is in de DDR eenvoudig te vinden. Toen de Duitse soldaten zich in 1945 halsoverkop terugtrokken, lieten ze hun terreinwagens aan de oever van de Elbe achter om de rivier over te zwemmen. Veel van deze legervoertuigen belandden in boerenschuren in de omgeving van Dresden.

En zo begint dit bijzondere verhaal dan ook met een dergelijke kübelwagen. De tweelingen Falk en Knut Reimann, toentertijd 21 jaar oud en studenten aan de Technische Hogeschool van Dresden, ontwerpen op de tekentafel een coupé die sterk lijkt op de 356 van Porsche. Miersch hoort over hun werk. En dan is er Arno Lindner, een carrosseriebouwer uit Mohorn, niet ver van Dresden. Nog een bondgenoot die de aanstormende ingenieurs kan helpen hun ideeën in de praktijk te brengen. Lindner maakt een geraamte van essenhout waar de carrosserie overheen kan worden getrokken om vervolgens aan een chassis te worden vastgeschroefd of gelast. Het familiebedrijf van Lindner kent dit soort constructies goed: zijn grootvader gebruikte dit principe al om paardenkoetsen te bouwen.

Miersch3

Miersch regelt een kübelwagen-chassis als basis voor zijn droom van een Oost-Porsche. Dan stuiten de makers op een lastig probleem dat het complete project op losse schroeven stelt: plaatmetaal van de benodigde kwaliteit is in de DDR niet te vinden. Miersch gebruikt zijn contacten in Tsjecho-Slowakije om zo’n dertig vierkante meter blanke plaat te organiseren. “Dat was bijna meer waard dan puur goud.” Met een plaatdikte van één millimeter is het metaal behoorlijk zwaar. Alleen al de motorkap weegt bijna twintig kilo. En het chassis van de kübelwagen is ongeveer dertig centimeter langer en ook fors breder dan de carrosserie van de Porsche 356. De Miersch 356 wordt daarom een ruime vierzitter, die natuurlijk ook weer meer weegt.

De jacht naar onderdelen voor onderstel en aandrijving wordt nu een echt avontuur. Na persoonlijke bemiddeling door Ferry Porsche ligt er bij de West-Berlijnse Porsche-dealer Eduard Winter een reminstallatie klaar voor de Porsche 356 A. Miersch smokkelt de kostbare onderdelen van west naar oost “in een hele grote aktetas”. Hij zweet water en bloed van angst – de gevangenisstraffen voor smokkelaars in de DDR zijn niet mis. “Meerdere keren per dag” moest hij de grens over, onder de strenge blikken van de DDR-soldaten. “Vooral de remtrommels waren ontzettend zwaar.”

Zo vallen steeds meer stukjes van de puzzel op hun plaats. In november 1954 is de zelfgebouwde wagen na zeven maanden eindelijk klaar om de weg op te gaan. Lindner berekent 3150 (West-) Duitse mark voor de bouw van de carrosserie.

Miersch4

De Miersch rijdt in het begin met een boxermotor van slechts 30 pk, die duidelijk moeite heeft met de 1600 kilogram zware wagen. Het voorbeeld, de originele 356, weegt ongeveer de helft, met een motor die dubbel zo sterk is. Pas in 1968 kan Miersch een motor “op stand” inbouwen: een Porsche 1.6 met 75 pk. Hij mag de motor, compleet uit elkaar gehaald, legaal importeren als reserveonderdelen – opgegeven als geschenk van een familielid in West-Duitsland.

Bij Lindner wordt in de jaren vijftig nog ongeveer een dozijn coupés gebouwd op basis van het prototype. Het precieze aantal is onbekend. Het staat echter vast dat de gebroeders Reimann, de ontwerpers, ook een eigen sportwagen laten bouwen. Ook zij hopen hiervoor op hulp uit Zuffenhausen – en die komt. In een antwoord van 26 juli 1956 laat Ferry Porsche de beide “heren Reimann” schrijven: “Om u in deze lastige positie te helpen, sturen wij de komende dagen op uw verzoek een set gebruikte zuigers en cilinders voor u naar de firma Eduard Winter in Berlijn.” Het schrijven wenst de tweeling “een goede ontvangst en veel rijplezier met hun zelfgebouwde Porsche.” De brief is ondertekend door de secretaresse van Ferry Porsche. Op het moment van schrijven was de bedrijfseigenaar zelf, zoals hij liet informeren, “bij de race in Le Mans”.

De Reimanns maken met hun zelfgebouwde wagen, zolang het mogelijk is, uitgebreide tochten door Europa. Om geld te sparen voor hun reizen delen de tweelingen jarenlang hetzelfde rijbewijs. Betrapt zijn ze nooit. Op foto’s duiken de broers met wisselende vriendinnen op bij de Großglockner, aan het Meer van Genève, in Parijs en in Rome. Steeds staat hun grote liefde centraal, hun “Porscheli”, zoals ze de wagen noemen. De westerse levensstijl van de twee wagenbouwers valt ook op bij de alomtegenwoordige spionnen van de Stasi, de geheime dienst van de DDR. Kort na de bouw van de Muur in 1961 worden de broers opgepakt, zogenaamd wegens vluchthulp. Het duurt bijna anderhalf jaar voordat ze de gevangenis kunnen verlaten.

Hun “Porscheli” is hierna tientallen jaren spoorloos. Pas in 2011 ontdekt de Oostenrijkse verzamelaar Alexander Diego Fritz het voertuig en redt het van verval. Zo zijn er nu, voor zover bekend, slechts twee van deze DDR-Porsches compleet behouden: het volledig gerestaureerde exemplaar van Fritz en de grotendeels originele wagen van Hans Miersch. Die blijft ononderbroken in zijn bezit, met het oorspronkelijke kenteken: RJ 37-60. Als de schoenenfabriek van Miersch in het begin van de jaren zeventig wordt omgezet in een staatsbedrijf – en Miersch dus wordt onteigend – slaagt hij erin om de wagen uit handen van de staat te houden. Hiervoor argumenteert Miersch handig met zijn oorlogsverleden: “Het gaat om een aangepast voertuig dat speciaal voor mij als geamputeerde is gebouwd.” Als waarde geeft hij 1800 Oost-Duitse mark op. De ondernemer moet voortaan als arbeider aan de slag: bitumendaken produceren.

Miersch5

Wanneer de Muur valt en de DDR ten einde gaat, heeft Miersch de pensioengerechtigde leeftijd al bereikt. Ook in het herenigde Duitsland blijft hij trouw aan zijn geliefde wagen en hij voert zorgvuldig verbeteringen door. De laatste wijziging is een motor van 90 pk uit een Porsche 356, waarmee zijn zwaargewicht eindelijk acceptabele rijprestaties levert.

Pas op zijn 73e, in 1994, besluit Miersch afscheid te nemen van zijn levensbegeleider, die inmiddels wit gelakt is. In Michael Dünniger, een Porsche-liefhebber uit Würzburg, vindt hij een waardige opvolger. Als Dünniger ergens verschijnt met de wagen, omringen hem onmiddellijk bewonderaars. “Veel mensen zien de gelijkenis met de 356, maar zijn dan toch verward”, vertelt Dünniger lachend. Ook hij heeft het een en ander verbeterd aan de wagen. Zo liet hij de stoelen bekleden met leer in cognackleur en verving hij de vooroorlogse kilometerteller van Horch door een originele meter van Porsche. De Miersch blijft hoe dan ook een bijzonder stukje geschiedenis. Het is een auto uit een tijd waarin Oost en West gedeeld waren. En een tijd waarin mensen hun droomauto’s nog zelf konden bouwen.

Miersch6

Miersch7

De informatie in dit nieuwsbericht was actueel op de datum van publicatie. Wijzigingen in modellen, uitvoeringen, prijzen, technische specificaties, afbeeldingen, of andere informatie zijn te allen tijde voorbehouden. Genoemde prijzen betreffen consumentenadviesprijzen. Het staat dealers en servicepartners vrij eigen verkoopprijzen en kortingen te hanteren. Aan de inhoud van dit nieuwsbericht kunnen geen rechten worden ontleend.